De Hadj is de jaarlijkse bedevaart naar Mekka die iedere volwassen moslim die daartoe de middelen heeft ten minste eens in zijn leven moet verrichten. De Hadj vindt altijd plaats in het begin van de twaalfde maand van de moslimkalender.
Bedevaart naar Mekka (Id-ul-Hadj)
Het hadj-ritueel begint met het aannemen van de ihraam, de gewijde staat van de pelgrim. Dit is verplicht zodra men het heilige gebied rond Mekka betreedt. De pelgrims, die tegenwoordig meestal per vliegtuig arriveren, plegen de ihraam bij aankomst vanaf de vliegtuigtrap aan te nemen. Voor de mannen houdt dat in dat zij gekleed gaan in twee witte ongenaaide doeken, waarvan de ene om de linkerschouder wordt geslagen en de andere om de lendenen. Voor de vrouw geldt slechts dat haar handen en haar gezicht onbedekt moeten blijven.
Tijdens de ihraam moet de moehrim (of moehrima: hij of zij die in gewijde staat verkeert) zich van seksueel verkeer onthouden. Verder is het scheren en knippen van haar en nagels en ook het kammen niet toegestaan.
Onmiddellijk na aankomst in Mekka wordt een bezoek aan de Ka’bah gebracht, waaromheen het plein van de grote moskee ligt. Beginnend bij de zwarte steen die in de oosthoek van de Ka’bah is ingemetseld en die de pelgrim zo mogelijk kust of aanraakt gaat hij rechtsom en maakt vervolgens tegen de wijzers van de klok in een zevenvoudige omgang rond de Ka’bah.
Daarna verricht hij de loop tussen de met de grote moskee verbonden heilige plaatsen Safa en Marwa eveneens zevenmaal. Dit gebeurt ter herinnering aan Hagar, die hier radeloos rondliep met haar zoontje Ismaël op zoek naar water en dit uiteindelijk vond in de bron Zam zam.
Nadat de pelgrims een preek van de Qadi of rechter van Mekka hebben bijgewoond, begeven zij zich naar de dertig kilometer ten oosten van Mekka gelegen vlakte van Arafat,de berg waar aan Mohammed de Koran werd geopenbaard. Daar brengen zij in tenten de nacht door.
Na deze bezinning wordt een bezoek gebracht aan een steengroeve, waar iedere bedevaartganger 49 steentjes verzamelt. Deze steentjes worden gebruikt in de jamrah; de rituele steniging van de duivel, die naar verluidt Abraham zou hebben verleid geen gehoor te geven aan Gods bevel om zijn zoon te offeren. De plekken waar de duivel ooit aan Abraham verscheen worden gesymboliseerd door drie zuilen, waar het dan ook miljoenen steentjes regent.
Het laatste onderdeel van de vijfdaagse ceremonie is het Offerfeest, dat tegelijkertijd ook in de rest van de islamitische wereld plaatsvindt. Ook dit ritueel heeft te maken met het verhaal van Abraham: vlak voordat hij zijn zoon Ismaël wilde doden, verruilde God zijn zoon met een schaap om te offeren. In Mekka betekent deze offerrite jaarlijks de dood van tienduizenden dieren, maar gelukkig komt het vlees grotendeels terecht bij mensen die het voedsel goed kunnen gebruiken.
Al tijdens het Offerfeest maakt een grote opluchting zich meester van de twee miljoen pelgrims. Ze zijn nu hadji: moslims die de tocht naar Mekka hebben afgelegd. Trots en tevreden keren ze terug naar huis.